Kerstmis nadert en zoals altijd in deze tijd van het jaar denk ik terug aan de kerstmissen van mijn jeugd. Ik ben opgegroeid in de jaren '50 en '60. Het waren de jaren van de wederopbouw en we kenden niet veel luxe. We hadden het goed hoor: we hadden elke dag te eten, we hadden schone kleren en ik was me als kind niet bewust van grote mensenzaken als status, huur of zelfs geld. Maar zoals gezegd was er niet veel luxe. Luxe was in die tijd voor mij dat ik op woensdagmiddag bij de familie Kuiper met de andere kinderen uit de straat kindertelevisie mocht kijken tegen betaling van een dubbeltje. Of dat ik op zaterdagmiddag bij het winkeltje van Vrakking voor tien cent snoep mocht kopen. Maar waar ik echt naar uitkeek waren de hoogtijdagen zoals mijn verjaardag, Pasen en Kerstmis. Ik schrijf ze nog steeds met hoofdletters. En Kerstmis spande verreweg de kroon.
We gingen op 24 december 's avonds in een geleende auto met het hele gezin op weg naar Laren, naar het café van mijn opa. In het donker en we hadden slaapspullen mee. Dat alleen al was een avontuur. Daar aangekomen wachtten al mijn neven en nichten al op ons. Ik denk dat er zo'n 15 kinderen van ongeveer mijn leeftijd bij elkaar waren dan. We sliepen met zijn allen op matrasjes boven in de gang. Nou ja, sliepen? We waren allemaal opgewonden en er werd behoorlijk wat gekeet voor we eindelijk in slaap vielen. Rond half twaalf werden degenen die oud genoeg waren gewekt en aangekleed om mee te gaan naar de nachtmis. Nog half slaperig liepen we mee met de hele familie. Opa, een statige man met kaarsrechte rug, liep als pater familias voorop, het halve dorp door naar de basiliek. De stoet bestond uit 13 volwassenen en iets van 15 kinderen, als ik goed tel tenminste. Na de mis, die twee uur duurde, kregen we bij opa thuis een beker warme chocolademelk en een plak kerstbrood met roomboter. Dat was destijds echt niet iets dat je elke dag kreeg, dus dat was smullen. Daarna moesten we weer een paar uur slapen, maar door alle opwinding kwam daar niet veel van. An het eind van de ochtend was het tijd voor de cadeaus. In het café stond een grote kerstboom met daaronder een enorme stapel pakjes, voor ieder een. Opa zat op een stoel ernaast en deelde de cadeaus één voor één uit. Hij stond erop bij elk pakje te wachten tot het uitgepakt was. Degene die het had gekregen hield dan zijn of haar cadeau omhoog zodat iedereen het kon zien. Opa hief bij elk cadeau de handen enthousiast hoog en riep daarbij luid "Oiii!". En wij werden allemaal geacht mee te roepen. Je kunt je voorstellen dat het uitpakken van meer dan dertig cadeaus op die manier de halve middag kostte. Elk kind zat ongeduldig te wachten tot eindelijk zijn of haar cadeautje werd gepakt door opa en dat duurde soms eeuwen. Maar die opgebouwde spanning maakte ook dat je extra blij was met wat je kreeg. Dat had opa goed gezien begrijp ik nu. Hij wist de kleine luxe met niets toch groot te maken. Aan luxe ontbrak het ons die dag overigens bepaald niet: we mochten limonade drinken zoveel we wilden (het was een café hè?) en er was snoepgoed en kerstkransjes. Oh, laat ik de zoute pinda's uit de pinda-automaat niet vergeten. Dat vond ik zo leuk: een dubbeltje in de gleuf doen, je hand onder de automaat houden, aan de hendel trekken en dan viel er zomaar een handvol pinda's uit. 's Avonds was er in het belendende zaaltje een kerstdiner. Er was overvloedig veel lekker eten, maar waar ik me het meest op verheugde was gebraden konijn. Man man, wat vond ik dat lekker. Ik heb in mijn latere leven meermalen een konijn gebraden, maar de haalden het nooit bij het konijnenvlees met Kerstmis vroeger. Na het diner zaten we met de hele familie bij elkaar. De volwassenen dronken een glas wijn of een borrel, de kinderen een glas limonade. Een nicht van me speelde kerstliederen op de piano. Ze werd begeleid door enkele andere nichten op de blokfluit en ik meen me te herinneren dat er één jaar zelfs viool bij gespeeld werd Iedereen zong mee en er was een sfeer van saamhorigheid die speciaal bij Kerstmis hoorde. Er was één lied dat mij altijd ontroerde, het is nog steeds het mooiste kerstlied voor mij: Venite adoremus. Mijn ooms zongen het met sonore stemmen en dan de dames met hun alten of sopranen erbij. Dat was het allermooiste moment voor mij. Venite adoremus, laten we samenkomen om te aanbidden. Ik zou best weer willen samenkomen bij opa met Kerstmis met de hele familie voor dat fijne gevoel.donderdag 22 december 2022
woensdag 14 december 2022
EVEN KERSTBOMEN
Ik heb lang niet geschreven op deze plek. Ik had een tikkie last van een najaarsdip. Bovendien zijn Diva en ik met nat en guur weer bij voorkeur niet buiten. Diva uiteraard omdat ze van Mexicaanse komaf is en ik omdat ik het gewoon roerend met haar eens ben in deze. We hebben dus weinig lange ritten gemaakt en derhalve minder meegemaakt buiten. En dan is er ook minder te schrijven. Maar nu werd ik kortgeleden uitgedaagd door een vriendin van me om een kerstboomgedichtje te maken. Je weet wel: zo'n gedichtje in de vorm van een boom. Welgemoed ging ik aan de slag en weldra was er een klaar. Maar ja; als ik dan in gedachten bezig ben iets aardigs te bedenken stopt mijn fantasie heus niet om reden dat er een klaar is. Het resultaat was na een uurtje fröbelen in Photoshop niet één, maar vijf bomen. En die bomen wil ik nu me jullie opzetten hier.
zaterdag 15 oktober 2022
JUSTUS
zaterdag 8 oktober 2022
GENIETEN
Korte Duinen in Soest |
De polder bij hoeve Hoogerhorst |
Molen de Windhond in Soest |
Cichorei, het mooiste bloemetje van de polder |
zaterdag 24 september 2022
OP STROOPTOCHT
Het parkje. |
zondag 11 september 2022
PECH OF GELUK?
zaterdag 27 augustus 2022
WEER LEKKER WEER
Goed, ik ben dus fijn rum drieënhalf uur buiten geweest, ik heb genoten, ik heb mooie en ook leuk dingen gezien en dankzij mijn jack voelde het toch aan als weer lekker weer.
zaterdag 20 augustus 2022
INDIANEN
Het lijkt erop dat jullie de verhalen uit mijn jeugd waarderen, blijkens de leuke reacties. Nu heb ik steeds geschreven over de streken die ik uithaalde, omdat kwajongensstreken nu eenmaal leuk zijn om te vertellen en erover te lezen. Maar ik was heus niet altijd zo'n dondersteen hoor, dat begon pas rond mijn veertiende. Voor die tijd was ik best een braaf jongetje. Nou ja, redelijk braaf. Mijn vader dacht daar geheel anders over. Zo trof hij me eens op een winderige herfstdag aan op pakweg vier meter hoogte in de top van een spar. De toppen van sparrenbomen zijn nogal dun en als het hard waait zwaaien ze flink heen en weer Juist vanwege dat zwaaien was ik tot bovenin geklommen. Heerlijk zwieren op de kracht van de windstoten.. Ik zag geen gevaar, ik had gewoon lol. Het vervallen landhuis met het evenzeer verloederde omliggend terrein tegenover ons huis waar dit zich afspeelde was mijn speelgrond. Nu bevond zich langs de oude oprijlaan ook een weitje. Op een gegeven moment stond daar ineens een witte pony in, zo een die groter was dan bij boorbeeld een Shetland maar net wat kleiner dan een groot paard. Een driekwartpaard zeg maar. Ik plukte regelmatig wat gras voor het dier en op een keer toen ik dat weer wilde doen zag ik een jongen van mijn leeftijd de pony borstelen. We raakten al snel in gesprek, want jongens van een jaar of dertien storen zich niet aan conventionele beleefdheden. Al snel noemde hij zijn naam: Arend Jan. Het heeft een paar weken geduurd eer ik doorhad wat zijn echte naam was. Wat was namelijk het geval? Arend Jan, of AJ zoals hij thuis werd genoemd, was kort ervoor met zijn ouders uit Groningen naar Soest verhuisd. Ik heb echt wekenlang gedacht dat mijn nieuwe vriend Aondján heette, want zo sprak hij het uit. Enfin, AJ moest elke dag na school de stal van zijn pony Kelly uitmesten. Voor hem was dat een vervelend karweitje dat hij al een paar jaar iedere dag moest doen. Voor mij was het nieuw en spannend, dus AJ nam me graag mee naar de stal een paar straten verderop. Samen ruimden we de de stal op en ik vond het prachtig. Ik genoot van de geur van het paard, het hooi en het leer van het tuig. Dat ik dan ook mest moest scheppen vond ik in het geheel niet erg. Na het werk diende AJ het paard ook nog te laten lopen, omdat een paard nu eenmaal in conditie moet blijven. Hij deed het dier dan een halster om en liet hem aan een lang touw rondjes draven in het omheinde stuk grond naast de stal. Als ik het goed onthouden heb van destijds wordt dat longeren genoemd. Af en toe mocht ik het touw vasthouden en AJ sloofde zich uit door naast het paard mee te rennen, de manen te pakken en op de rug van het paard te springen. Dat leek mij ook wel wat en al heel vlug was ik er behoorlijk bedreven in. De truc was om een paar rondjes mee te rennen naast het paard en met één hand losjes de manen vast te houden tot je de cadans van het paard goed voelde. Vervolgens verstevigde je je greep op de manen en je sprong omhoog en opzij, precies in de cadans mee.. En zo belande je als vanzelf op de rug van het paard. Dat kunstje verveelde ons al rap, dus moest het niveau omhoog en de kunstjes moeilijker. Boys will be boys right? AJ bleek nog een voltigesingel te hebben, een buikriem (voor het paard dan hè?) met daar bovenop bevestigd een leren lus waaraan je je kon vasthouden. Dat bood mogelijkheden. Nu konden we ons bij voorbeeld op de rug van de dravende Kelly slingeren en als je er dan op zat kon je je omdraaien en achterwaarts zittend rijden, iets dat we ook al heel snel met losse handen deden. Wat ook leuk was om even mee te rennen, de cadans te voelen, op de rug van het paard te springen en vrijwel meteen erna er aan de andere kant weer af te springen om weer even mee te rennen en het kunstje te herhalen. Wat doen jongens nu eenmaal als ze zulke dingen om de beurt doen? Juist: ze proberen elkaar te overtroeven door net iets moeilijkers en of gevaarlijkers te doen dan de ander. Wij waren niet anders. We hadden op TV in diverse westerns gezien dat de Indianen zonder zadel reden en een truc hadden om hun vijanden te misleiden. Ze hielden zich vast aan de manen van hun paarden en reden gehurkt mee aan de zijkant van hun paard. Zo zag het er voor bij voorbeeld de verdedigers van een fort uit als een onbereden paard waarop plotsklaps een ruiter verscheen die met zijn boog op hen schoot. Dat konden wij ook. En ja hoor, na enkele dagen oefenen waren wij beiden behoorlijk goed in het gehurkt aan de zijkant van de licht galopperende Kelly hangen om ons dan ineens met een zwaai op de rug te slingeren. En het werd echt leuk toen we op het idee kwamen om het geheel uit te breiden met een trucje dat we eerder hadden geoefend: er beurtelings links en rechts af te springen. We voelden ons echte Indianen. Dat we bleekgezichten uit Soest waren deed niets af aan het idee. En dat Paul geen Indiaanse naam was en Aondján al helemaal niet mocht de pret ook niet drukken. Wij waren Indianen en daarmee af. Ugh!
zondag 7 augustus 2022
MEMORY LANE
Ik was van de week in mijn geboortedorp Soest. Ik reed voor de aardigheid wat rond in Soest-Zuid, de wijk waar ik het tweede deel van mijn jeugd heb doorgebracht. Al struinend kwam ik terecht bij een pad aan de rand van de Soester Eng. En dat bracht allerlei herinneringen boven. Toen ik een jaar of elf was liep ik er vaak met Bobo, onze Duitse herder. Ik moest hem van mijn vader aangelijnd houden, maar zodra ik buiten het zicht van mijn ouders was liet ik hem los mee lopen. Ik wist dat het prima kon, want ik liep door de hele wijk met Bobo los naast me. Dus vond ik het bevel van mijn vader zinloos. En zoals altijd negeerde ik zinloze bevelen van mijn ouders volkomen. Ik moet voor hen dikwijls een bron van grote ergernis geweest zijn. En dat werd toen ik iets ouder werd niet echt minder. Ik heb al verteld dat mijn vader niet wilde dat ik omging met mijn vriend Michael, lang voordat we samen wegliepen naar Frankrijk al. Regelmatig gebeurde het dat als ik 's avonds naar buiten ging dat mijn vader me verbood naar Michael te gaan. Omdat hij heel goed wist dat ik er toch heen ging heeft hij me een tijdje gevolgd elke keer als ik wegging. Dat deed hij met de auto, want aan fietsen of lopen had hij een broertje dood. Als ik zag dat hij achter me aankwam liep ik op mijn gemak de straat uit en stak over. Lopend ging dat oversteken vrij vlot, maar door het drukke verkeer ging het met de auto lang niet zo vlot. Nu was er aan de overkant een treinstation met één perron. Ik sprong dan snel het perron op en liep helemaal naar het einde. Ik kon mijn vader zien rijden in de straat parallel aan het station. Hij wilde me duidelijk ingehaald hebben op hert moment dat ik van het perron op straat sprong. Maar ik sprong net buiten zijn gezichtsveld niet de straat op maar op de spoorlijn. En achter het spoor, aan de andere kant, lag het pad. Van daar liep ik weer op mijn dooie akkertje naar het huis van Michael. De hele weg had ik lol , omdat ik mijn vader had beetgenomen. Maar ja, na een paar keer had hij uiteraard door wat mijn route was. Dus reed hij de keer erop sneller dan ik kon lopen naar het eind van het pad. Pech, hij was me te snel af en daar baalde ik goed van. De keer erna sprong ik weer van het perron, niet op het pad, maar op de straat. Louter om mijn pa te verrassen. Ik zag dat hij gauw terug reed. Nu stonden er in die straat rijtjeshuizen met een pad erachter. Dat pad kwam uit op de straat erachter. Uiteraard nam ik dat paadje deze keer, want daar kon hij met de auto niet komen. Ik hoorde dat hij gas gaf om me voor te zijn aan de andere kant. Ineens kreeg ik een idee. Aan het pad lagen de schuren van de huizen, van die betonnen schuurtjes met een plat dak. Ik klom op een van de schuurtjes en op die hoogte kon ik de auto van mijn vader zien staan. Uiteraard zag hij mij niet, want hij verwachtte dat ik uit het pad kwam lopen. Toen ik niet verscheen gaf hij gas en spurtte naar de ander kant terug. Maar daar was ik ook niet en hij begon rondjes te rijden om de twee straten.. Ik besloot even op het schuurdak te blijven, want ik kon hem vanuit die positie zien rijden en daar had ik vreselijk veel lol om. Na een minuut of tien vruchteloos zoeken gaf mijn vader het op. Wat moet de arme man zich groen en geel geërgerd hebben, niet wetend dat he een paar jaar later nog erger zou worden en dat hij mij en die vermaledijde Michael zou moeten ophalen helemaal uit Frankrijk.
zaterdag 30 juli 2022
TE HOOI EN TE GRAS
Vanmiddag reed ik langs een hooiland waar men bezig was balen stro te verzamelen. Ik weet de juiste naam niet. Bij hooi heet dat hooien, maar bij stro heet het vast niet strooien. Hoe dan ook, ik heb even staan kijken hoe makkelijk zulk werk tegenwoordig is. Niemand hoeft meer zelf iets te tillen. Best mooi. Toch deed het me ineens denken aan het hooien uit mijn jeugd. Ik had op de lagere school een vriendje die op een boerderij woonde. Af en toe mocht ik uit school met hem mee fietsen en dat was een avontuur. Hij woonde een flink end buiten de bebouwde kom van Soest. Voor het laatste stuk naar de boerderij hield de bestrate weg zelfs op en moest je verder over een pad dat enigszins verhard was met grof puin. Ik vond het er spannend allemaal. Er stonden koeien in een ouderwetse stal en daar hing een geur van hooi, mest en warme koeienlijven. Wat waren koeien grote beesten zeg! Er was ook een hooizolder waar we stiekem op klommen. Ze hadden fruitbomen waar wij het valfruit onder zochten, heerlijk waren die geblutste peren. En in de huiskamer die er zo anders uitzag dan ik gewend was kregen we een beker verse melk. Zo lekker was die en als je de beker leeg had had je om je mond nog van die lekkere room om af te likken. Het leek wel een ander universum en ik vond het prachtig. Maar het mooiste dat ik er meemaakte was het hooien. De vader van mijn vriend reed stapvoets met een platte kar, getrokken door een paard, het hooiland op. Wij zaten er achterop, onze benen bungelend over de rand. Uiteraard was het hoogzomer, het was warm, het land rook naar hooi, we droegen beiden een kaki korte broek, een geruit overhemd met korte mouwen en we waren domweg gelukkig. Er waren behalve de knecht ook wat familieleden opgeroepen om te helpen, want hooien was zwaar werk. De mannen liepen naast de kar mee en pakten steeds met een hooivork een flinke portie hooi op en gooiden dat met een zwaai op de kar. Onze taak was om het dan gelijkmatig te verdelen over de kar en het wat aan te stampen. Je kunt je voorstellen dat in het begin het opgooien van het hooi makkelijk ging: de stapel op de kar was nog niet hoog en de mannen waren nog niet vermoeid. Maar al snel was de lading hoger dan manshoogte en dan moesten de hooiers echt kracht zetten om hun portie hooi er bovenop te gooien. En de warmte bleef gewoon voortduren. Wij konden tegen die tijd het werk allang niet meer aan met zijn tweetjes, dus was de knecht bij ons komen staan op de hoge lading. Hij was een oudere man gekleed in een vaal blauwe overall die betere tijden had gekend, een rode zakdoek met knopen in de vier punten op zijn hoofd tegen de warmte. Zo'n zakdoek die nu gebruikt wordt als uiting van solidariteit met de boeren. Hij werkte hard en eerlijk gezegd denk ik dat wij beiden niet zo heel veel verschil maakten met ons aandeel in het werk, maar voor mijn gevoel deden we net zoveel als de mannen. En dat telde. Halverwege het werk kwam de moeder van mijn vriendje langs op een transportfiets met in de mand drinken en boterhammen. Echt, die boterhammen zittend in de schaduw van de kar genuttigd waren zo'n beetje de beste ooit. En als aan het eind van de middag het werk erop zat reed de boer weer terug op huis aan. De mannen liepen naast de kar mee en wij zaten als koningen bovenop het hooi. Achteraf bezien wellicht best gevaarlijk op die hobbelige paden, want ik denk dat het zeker tweeënhalve meter hoog was en de lading lag gewoon los op de kar. Maar niemand had het destijds over ARBO wetten of iets dergelijks, er was gewoon werk aan de winkel en ook de kinderen hielpen mee. Misschien dat het voor mijn vriendje niet altijd leuk was om mee te moeten helpen, maar voor mij was het genieten. Ik deed het voor de lol en slechts te hooi en te gras.
zaterdag 16 juli 2022
WEER TERUG
Ik kreeg zoveel vragen of ik nog meer wil vertellen over ons avontuur in Frankrijk dat ik bijna niet anders kan dan overstag gaan. Deze keer zal ik vertellen hoe onze terugreis verliep. En misschien de keer daarop nog wat anekdotes over de reis tot in de Pyreneeën. Dat lijkt een onlogische volgorde en dat is het ook. Maar ik dacht toen ik achter de PC ging zitten nu eenmaal aan de terugreis die een avontuur uit een spannend jongensboek had kunnen zijn: "De twee uit Soest in de gevangenis." Ja ja, echt waar, een heuse Franse cel met tralies en handboeien en al.
Goed laat ik bij het begin beginnen. We kregen af en toe poste restante een brief van de zus van Michael. Voor de jongeren onder de lezers zal ik het uitleggen. Zijn zus schreef op een afgesproken datum een brief aan ons geadresseerd. Uiteraard hadden wij geen vast adres, dus schreef ze onder onze namen de naam van een afgesproken stad en daaronder poste restante. Als wij dan in die stad aankwamen vroegen we of er een brief voor ons was. Internet bestond nog niet en mobieltjes evenmin, dus dit was het beste systeem. Op een keer toen we eigenlijk al op de terugweg waren kregen we een brief waarin stond dat de moeder van Michael erg ziek was. We besloten om sneller dan gepland naar Nederland terug te keren. Naar ons idee zou dat makkelijker gaan als we reisdocumenten hadden. We bedachten het nogal vreemde plan om in de eerstvolgende stad het politiebureau binnen te lopen met het naar ons idee plausibele verhaal dat onze spullen gestolen waren en dat we nieuwe reispapieren nodig hadden. Ik kon mijn eigen naam opgeven, want ik had thuis echt een toeristenkaart. Michael had geen papieren, maar zijn iets oudere broer wel. Dus zou hij diens naam opgeven. Toen we in het stadje Beaux arriveerden stapten we welgemoed het politiebureau in en vertelden ons verhaal. Dat bleek wonderwel goed te gaan. Een vriendelijke agent noteerde onze namen en zei dat we in afwachting van de papieren in het bureau konden slapen als we wilden. Hij moest even bellen voor ons en adviseerde ons een uurtje rond te gaan kijken in de binnenstad, omdat die erg mooi was. Dat leek ons een goed idee en we wandelden op ons gemak wat rond in het stadje. Ineens hoorden we allemaal sirenes en reden overal van die blauwe politiebusjes. We zeiden tegen elkaar dat er vast iets van een overval of zo aan de hand was. Tot er plotseling zo'n busje met piepende remmen vlak voor ons tot stilstand kwam. De achterdeur werd opengegooid en er sprong een zestal agenten uit. Voor wij goed en wel in de gaten hadden wat er gebeurde werden we tegen de grond gedrukt, geboeid en in het busje gesmeten. Uiteraard waren we compleet overdonderd. In het bureau aangekomen werden we in een cel gezet. Zo'n cel als we weleens gezien hadden in een film. Een vrij grote kale ruimte met een traliehek ervoor, zodat de agenten konden zien wat we deden. En op onze beurt konden wij zien wat zij deden. Zij keerden onze pukkels om en de inhoud viel op de tafel. Toen ze onze matrozenmessen zagen ontstond er enige opwinding. Ze vroegen op barse toon wat we van plan waren met deze wapens. Wij zeiden, omdat het werkelijk zo was, dat ze waren om brood mee te snijden en kaas of worst. Daar werden ze behoorlijk boos van en ze wensten niet door ons in de maling genomen worden. Wij begrepen er niets van, zeker niet toen een van de agenten ons toevoegde dat ze inmiddels heus wel wisten dat Interpol ons zocht vanwege een ernstig misdrijf. Wat we ook zeiden om het tegendeel te bewijzen, ze waren ervan overtuigd dat wij gevaarlijke figuren waren. Nu waren ze duidelijk niet gewend aan zulke situaties. Zo hadden ze geen regeling om eten te regelen voor gevangenen. Een agent ging weg om eten te halen en toen hij terugkwam was hij duidelijk naar huis geweest. Hij had wat stokbrood, een stuk worsten en wat kaas in een theedoek gewikkeld bij zich. Maar waar hij het vandaan had gehaald interesseerde ons niet in het minst. We hadden honger, net als elke tienerjongen overal in de wereld, en het smaakte ons best. We kregen wat dekens en we hebben de nacht doorgebracht in de cel. Inmiddels hadden we ons met de veerkracht die de jeugd eigen is hersteld en eigenlijk vonden we het wel cool om in een buitenlandse cel te zitten. Dat zou een mooi verhaal worden tegen onze vrienden bij terugkomst. (En nu ik 70 ben blijkt het weer een mooi verhaal te zijn. 😂) De volgende dag kregen we een ontbijt dat duidelijk ook home made was. Maar toen het tijd was voor de lunch moesten we een voor een uit de cel komen. De eerste (ik weet niet meer wie van ons het was) kreeg om één pols een handboei die dan met het andere eind bevestigd werd rond de pols van een agent. Vervolgens mocht de ander uit de cel. Ook hij werd geboeid aan één pols en het andere eind ging om de andere pols van de agent. Zo liepen we gehandboeid met een agent tussen ons in het bureau uit en de stad in. Natuurlijk keken mensen naar ons en er werd over gepraat. Ik vermoed dat ze niet elke dag zo'n tafereel zagen. Wij begonnen de hele situatie steeds leuker te vinden, wat een avontuur. We werden door de agent naar een restaurantje geleid alwaar we een warme maaltijd kregen. We moesten met één hand eten natuurlijk. Omdat er dan een van ons met links moest eten wisselden we elke dag om van plek. Dit werd enkele dagen lang onze routinePas toen we ons werkelijke verhaal diverse malen verteld hadden was er een vriendelijke agent die begreep dat er een misverstand gaande was Er werd langdurig gebeld naar diverse instanties waarbij de gemoederen af en toe op zijn Frans behoorlijk opliepen. Na een paar uur werd ons traliehek van slot gedaan en mochten we eruit komen. Maar wel onder bewaking. Het misverstand werd ons uitgelegd. Mijn vader had ons gemeld bij Interpol, de internationale politie, als wegelopen minderjarigen. Blijkbaar had een medewerker bij Interpol per ongeluk een verkeerde code bij onze namen gezet en vanaf dat moment stonden we te boek als gezochte zware misdadigers. De agenten van Beaux hadden gedacht de vangst van het jaar of misschien wel van hun leven gedaan te hebben en nu zaten ze opgescheept met twee weggelopen jongens. Maar ze waren ineens wel erg vriendelijk tegen ons. We gingen alleen nog in de cel om te slapen en hij werd niet op slot gedaan. Overdag zaten we gezellig te kletsen met de agenten en ik weet nog dat Michael zelfs hun arsenaal aan vuurwapens mocht bekijken. Eerst waren onze messen een gevaar en enkele dagen later gaven ze hem een geweer in handen. Het kan verkeren zoals Bredero al schreef. Goed, na nog een dag of wat kwam er een telefoontje dat we naar huis mochten. Er werd gebeld naar onze ouders en die kregen twee opties. De eerste was dat wij met het vliegtuig gingen. In dat geval moest er een agent mee naar Nederland, want we vielen onder de verantwoordelijkheid van de Franse staat. De kosten kwamen uiteraard voor rekening van onze ouders, want zo ver ging de verantwoordelijkheid van Frankrijk ook weer niet. De tweede optie was dat ze ons kwamen ophalen en daar kozen onze ouders voor, niet omdat het makkelijker was maar omdat het minder kostte. Vliegen was toen nog duur en benzine niet. Beide vaders en mijn broer namen een paar snipperdagen en kwamen gedrieën in de stationcar van mijn vader onze kant op. In het bureau aangekomen na een lange vermoeiende rit waren ze niet echt gezellig zal ik maar zeggen. Wij namen hartelijk afscheid van onze nieuwe vrienden, de policiers van Beaux en we togen huiswaarts. Ook onderweg was de sfeer niet om naar huis te schrijven en Nederland was best ver. Eenmaal thuis wachtte mijn moeder me op. Ze had van de huisarts valium gekregen voor de arme vermagerde jongen die ze verwachtte te zien. Daar kwam ik binnen: goed doorvoed, gebruind en met een baardje. Ze had ook nog druiven gekocht voor mij en druiven waren in die tijd een luxe. Met de botheid van een jongen van 16 jegens zijn ouders zei ik tot overmaat van ramp ook nog iets als "Oh druiven. Die groeien in Frankrijk gewoon langs de weg, ik heb ze bijna elke dag gegeten." Dat deed mijn moeder ontploffen. Ik was weer thuis.
zaterdag 9 juli 2022
WEGGELOPEN
zaterdag 18 juni 2022
ONTMOETING
zondag 17 april 2022
SAAI? AANMENOOITNIET
Als ik vertel dat ik graag hele middagen in de polders rondrijd krijg ik vaak als reactie te horen dat de polders maar saai zijn. Alleen maar lange wegen en gras. Niks aan. Nou, daar ben ik het toevallig helemaal niet mee eens. Ik zie weilanden, hooilanden en akkers. In de weilanden zie ik melkvee, vleeskoeien en (veelal buitenlandse) hobby koeien. Ik kijk thuis regelmatig op een site waar de meest voorkomende rassen op staan. Als ik nu langs een weiland met koeien kom probeer ik te herkennen van welk ras ze zijn. Best een leuk spelletje en het houdt de geest scherp. En ik zie ook buizerds, haviken, torenvalkjes, grutto's, tureluurs, kieviten en hazen om maar wat soorten te te noemen. Maar goed, ik begrijp best de ietwat meewarige blikken die ik soms krijg te zien als ik dat vertel hoor. Niet iedereen vindt zulke dinge boeiend.
Maar er gebeuren ook vreemde dingen in de polder, althans dingen die je er niet zou verwachten. Neem nu laatst die dag dat ik een jongedame van pakweg 15 jaar in een waadbroek door een sloot zag lopen. Op de kant stond een jongen haar uit te dagen steeds verder te gaan ofschoon ze duidelijk moeite had om overeind te blijven in de dikke modderlaag die onze sloten kenmerken tegenwoordig. Of die keer dat ik drie mannen in een weiland zag staan met de rug naar de weg en zeker 20 meter ver. Door hun houding dacht ik eest dat ze naast elkaar hun blazen stonden te legen. Ik vroeg me wel af waarom ze dat dan zo ver van de weg deden en waarom gedrieën naast elkaar. A brotherhood of men peeing at the same time? Tot ik een aanzwellend irritant gebrom hoorde in de lucht; er naderden drie modelvliegtuigjes. De heren hielden niet hun edele delen vast zoals ik veronderstelde. Nee, ze hielden voor hun buiken van die kastjes in hun handen waarmee ze de vliegtuigjes bestuurden. Een geheel andere brotherhood waar ik me verder uit beleefdheid niet over uitlaat hier.En van de week was ik in de polder om te zien of er al veel weidevogels terug waren van de trek. Ik speurde al rijdend de weilanden af naar kieviten, grutto's en tureluurtjes. Ineens zag ik een bestelbusje staan bij een wetering . Er stonden mensen bij die naar iets in het belendende weiland keken met verrekijkers. "Ha, vogelaars die iets ontdekt hebben." dacht ik en ik stopte om mijn kijker te pakken. In het weiland ontwaarde ik echter niet een vogel, maar een paarse vlag. "Waar dient die nou voor? Broedt daar een bijzondere soort die ze gemarkeerd hebben?" was mijn eerste gedachte. Maar nee hoor, het ging helemaal niet om een bijzondere vogel. Het ging om een ijzeren vogel, een vliegtuig. dat boven hen kwam cirkelen. Uit het vliegtuigje sprongen met enige tussenpozen vier parachutisten. De paarse vlag diende als markering van de plek waar ze moesten landen en de mensen met het busje vormden het ontvangstcomité. Ik vond het nogal getuigen van lef. Niet alleen omdat ze uit een vliegtuig durfden te springen. Nee, er stond best wat wind en de snelweg ligt best dicht achter dat weiland, zoals op de foto's te zien is. Je zou maar door een windvlaag hangend aan je parachuutje landen op de A1 zeg. Brr, ik moet er niet aan denken. Dat springen uit een vliegtuig is een tijdverdrijf dat mij niet boeit. Maar dar ging het niet over. Het ging over het feit dat de polders niet saai zijn. En dat zijn ze dus echt niet. Aanmenooitniet.
zaterdag 2 april 2022
HIJ KWITSELT
Het parkje |
zaterdag 26 maart 2022
DOLCE FAR NIENTE
Ff chillen, moderne taal voor heel ouderwets gewoon even lekker niets doen. Dolce far niente. Ik noemde het vaak razendsnel niks doen. Een bezigheid waar ik altijd goed in ben geweest. En vandaag besloten Diva en ik dat het zo'n dag zou worden. Zo'n Winnie de Poehdag zeg maar. Degenen die me volgen op Facebook weten dat we de afgelopen week met dat mooie weer flinke tochten hebben gemaakt, tochten van rond de 40 kilometer per dag. Nu zijn dat leuke tochten hoor, daar niet van. Maar ze zijn ook vermoeiend. Je wordt rozig van zon en wind op je gezicht, je linkerhand wordt moe omdat je niet even kunt wisselen van hand en je ontwikkelt na enkele uren rijden een ongemak dat bekend staat als een houten reet.
Thuis aanbeland, dat wil zeggen beneden bij het appartementencomplex, bleek het nog zulk lekker weer te zijn dat we maar eventjes op het terras achter zijn neer gestreken. Daar zaten wat dames te zonnen. En als dames Diva ontwaren smelten doorgaans hun harten, warm weer of niet. Dus mevrouw werd getrakteerd op één schamel hondenkoekje en een overdaad aan liefkozingen. Dat laatste maakt bij een diva het gebrek aan meer koekjes weer goed. Na een half uurtje vond ik dat ik weer ruim voldoende gekwebbel had mogen aanhoren en zijn we naar boven gegaan. Daar heb ik het mormel getrakteerd op een gedroogde kippenvleugel en mezelf op drie hoofdstukken van mijn boek. En toen ging de bel: ze kwamen me mijn sondevoeding toedienen. Moet ook gebeuren hè? Dolce far niente è bello finché dura, no?