zaterdag 15 juli 2023

DE DORPSGEK

Gisteravond waren mijn goede vrienden Willem en Betty op bezoek. Behalve dat we the Bluesbrothers uit sentimentele overwegingen nog eens gekeken hebben werd er natuurlijk ook gekletst. Tijdens een van de gesprekken over vroeger, want dat is wat oudere jongeren als wij graag doen, kwamen we via de namen van enkele voormalige cafés in Soest op gekke Evert, een van de dorpsgekken van Soest. Ja lezers, ik schrijf zomaar dat iemand de dorpsgek was en ik noem hem ook nog gekke Evert. Want dat was heel normaal in mijn jeugd. Iemand met verstandelijke beperkingen was gewoon gek. En ja, die benaming werd net als nu door sommigen spottend bedoeld. Dat is van alle tijden. Maar in de jaren '50 en '60 werd "gekke Evert" door de meeste mensen niet als spotnaam bedoeld. Soest was een dorp en de man werd zo genoemd om aan te duiden over welke Evert je het had. Bijnamen waren normaal. Zo was er een collega politieagent van mijn vader die de lange Mijer werd genoemd om hem te onderscheiden van een collega met dezelfde achternaam. Niemand kwam op het idee ze bij hun voornamen te noemen, je zei de lange of de korte.
Maar goed, de dorpsgekken, daar ging het over. De eerste keer dat ik me herinner dat ik iemand met het syndroom van Down meemaakte was toen ik met mijn broer Rein samen bij de kapper zat te wachten tot we aan de beurt waren. De kapper, die kapper René werd genoemd, was bezig om Tonnie te scheren. Tonnie, een jongeman met het syndroom van Down, zat in de grote lederen scheerstoel om geschoren te worden. Ik heb het hier over ouderwets scheren met zeep, een scheerkwast en een heus vlijmscherp scheermes. De kapper had het gezicht van Tonnie goed ingezeept en hij draaide zich om terwijl hij luid zei dat hij het mes zocht. Tot mijn verbazing zag ik dat Tonnie zijn enorm lange tong uitstak en de scheerzeep van zijn gezicht likte. De kapper draaide zich weer om en was duidelijk verbaasd dat de zeep verdwenen was. Tonnie had er hoorbaar schik in dat hij de kapper gefopt had. Hij werd opnieuw ingezeept en nu ging de kapper op zoek naar de handdoek. Snel likte Tonnie zij wangen weer schoon. De kapper reageerde deze keer verontwaardigd en vroeg op barse toon "Heb jij de zeep van je gezicht gelikt? Zit jij me hier een beetje in de maling te nemen?"  Tonnie gleed bijna uit de scheerstoel van het lachen en hij giechelde "Hi hi kapper René jij bent dom." Wij zagen dit alles met stomme verbazing aan, dit was nieuw voor ons. Later heb ik precies hetzelfde tafereel nog diverse malen meegemaakt. En ik begreep dat de kapper een spelletje speelde met Tonnie. Ik denk dat als kapper René nu had geleefd hij het niet zou durven. Maar destijds kon het en ik weet niet wie er meer lol aan beleefde, Tonnie of de kapper. Tonnie werd niet gepest, maar geplaagd door de kapper. En dat Tonnie zo'n schik had was nu precies de bedoeling. Ze deden niet zo moeilijk over mensen als Tonnie. Ze waren gek en dat was gewoon een gegeven. Ze hoorden erbij.
Ik had het in het begin over gekke Evert en over hem wil ik ook wat schrijven. Evert was een man van middelbare leeftijd die 's zaterdags door heel Soest liep. Hij had een legerpukkel om zijn nek hangen en die tas hing dan op zijn buik. Hij liep allerlei winkels af voor een praatje en om te kijken of er iets te snaaien viel. Zo vroeg hij bij slagerijen om een plakje worst en dat kreeg hij dan ook. In winkels waar ze geen etenswaren verkochten maakte hij een praatje met het personeel. Als men het niet druk had namen ze even de tijd om met hem te babbelen. Want hij hoorde erbij, gek of niet. Tegenover de straat waar wij woonden stond een oud café dat al jaren gesloten was. Het werd in het verleden geëxploiteerd door ene mevrouw Dien van der Wilt die doorgaans werd aangeduid als wilde Dien, als een grap op haar achternaam en wellicht haar karakter. Maar waar het om gaat  is dat je net zo goed wilde Dien kon worden genoemd als gekke Evert. Nogmaals: het ging erom dat het duidelijk was wie er bedoeld werd.
Enfin, gekke Evert dus. Evert kwam op weg naar de winkels langs ons huis. Tegenover ons lag een oud en vervallen buiten. Het gras stond er kniehoog. Evert stopte er altijd om handenvol gras te plukken, dat hij in zijn pukkeltje propte. Als hij je zag verklaarde hij zijn gedrag met de woorden "Voor de knienen vàn Diny." Hetgeen betekende dat het gras voor de konijnen van wilde Dien bestemd was. Want al was het café al jaren dicht, als Evert achterom het gras kwam brengen kreeg hij een flesje bier. Wie was er ook alweer gek?
Op een goede zaterdag stond Evert weer gebukt in de berm om gras te plukken. Nu moet je weten dat hij een ouderwetse wijde krijtstreepbroek met bretels droeg. Hij kwam overeind en stak zo ongeveer zijn hele arm in die wijde broek om ter hoogte van zijn kruis zichtbaar met zijn hand wat te frutselen. Toevallig stond mijn moeder in de voortuin om onkruid te wieden. Ineens realiseerde Evert zich dat zijn ietwat vreemde handeling gezien was. Hij grijnsde naar mijn moeder en zei besmuikt lachend "Ie zàt un bietje scheef vàn ut bukkè." Mijn moeder vertelde 's avonds het verhaal lachend aan tafel. Lachend, niet spottend. Ze vond het een kostelijk verhaal en ze had het ongetwijfeld ook verteld als het een man zonder beperking was geweest. Bestaan die trouwens wel?
Ik herinner me nog meer verhalen, bij voorbeeld over Max die bestellingen rondreed op een transportfiets waarbij hij perfect en luidkeels diergeluiden nabootste. En hoe de eerder genoemde Tonnie als officieuze conducteur meereed op de lijnbussen van de plaatselijk busonderneming, de firma Tensen. Maar daar schrijf ik een volgende keer weleens over. Ik zal jullie nu niet vervelen met een te lang verhaal. Ik ben immers gekke Gerritje niet.