zaterdag 30 juli 2022

TE HOOI EN TE GRAS

 Vanmiddag reed ik langs een hooiland waar men bezig was balen stro te verzamelen. Ik weet de juiste naam niet. Bij hooi heet dat hooien, maar bij stro heet het vast niet strooien. Hoe dan ook, ik heb even staan kijken hoe makkelijk zulk werk tegenwoordig is. Niemand hoeft meer zelf iets te tillen. Best mooi. Toch deed het me ineens denken aan het hooien uit mijn jeugd. Ik had op de lagere school een vriendje die op een boerderij woonde. Af en toe mocht ik uit school met hem mee fietsen en dat was een avontuur. Hij woonde een flink end buiten de bebouwde kom van Soest.  Voor het laatste stuk naar de boerderij hield de bestrate weg zelfs op en moest je verder over een pad dat enigszins verhard was met grof puin. Ik vond het er spannend allemaal. Er stonden koeien in een ouderwetse stal en daar hing een geur van hooi, mest en warme koeienlijven. Wat waren koeien grote beesten  zeg! Er was ook een hooizolder waar we stiekem op klommen. Ze hadden fruitbomen waar wij het valfruit onder zochten, heerlijk waren die geblutste peren. En in de huiskamer die er zo anders uitzag dan ik gewend was kregen we een beker verse melk. Zo lekker was die en als je de beker leeg had had je om je mond nog van die lekkere room om af te likken. Het leek wel een ander universum en ik vond het prachtig. Maar het mooiste dat ik er meemaakte was het hooien. De vader van mijn vriend reed stapvoets met een platte kar, getrokken door een paard, het hooiland op. Wij zaten er achterop, onze benen bungelend over de rand. Uiteraard was het hoogzomer, het was warm, het land rook naar hooi, we droegen beiden een kaki korte broek, een geruit overhemd met korte mouwen en we waren domweg gelukkig. Er waren behalve de knecht ook wat familieleden opgeroepen om te helpen, want hooien was zwaar werk. De mannen liepen naast de kar mee en pakten steeds met een hooivork een flinke portie hooi op en gooiden dat met een zwaai op de kar. Onze taak was om het dan gelijkmatig te verdelen over de kar en het wat aan te stampen. Je kunt je voorstellen dat in het begin het opgooien van het hooi makkelijk ging: de stapel op de kar was nog niet hoog en de mannen waren nog niet vermoeid. Maar al snel was de lading hoger dan manshoogte en dan moesten de hooiers echt kracht zetten om hun portie hooi er bovenop te gooien. En de warmte bleef gewoon voortduren. Wij konden tegen die tijd het werk allang niet meer aan met zijn tweetjes, dus was de knecht bij ons komen staan op de hoge lading. Hij was een oudere man gekleed in een vaal blauwe overall die betere tijden had gekend, een rode zakdoek met knopen in de vier punten op zijn hoofd tegen de warmte. Zo'n zakdoek die nu gebruikt wordt als uiting van solidariteit met de boeren. Hij werkte hard en eerlijk gezegd denk ik dat wij beiden niet zo heel veel verschil maakten met ons aandeel in het werk, maar voor mijn gevoel deden we net zoveel als de mannen. En dat telde. Halverwege het werk kwam de moeder van mijn vriendje langs op een transportfiets met in de mand drinken en boterhammen. Echt, die boterhammen zittend in de schaduw van de kar genuttigd waren zo'n beetje de beste ooit. En als aan het eind van de middag het werk erop zat reed de boer weer terug op huis aan. De mannen liepen naast de kar mee en wij zaten als koningen bovenop het hooi. Achteraf bezien wellicht best gevaarlijk op die hobbelige paden, want ik denk dat het zeker tweeënhalve meter hoog was en de lading lag gewoon los op de kar. Maar niemand had het destijds over ARBO wetten of iets dergelijks, er was gewoon werk aan de winkel en ook de kinderen hielpen mee. Misschien dat het voor mijn vriendje niet altijd leuk was om mee te moeten helpen, maar voor mij was het genieten. Ik deed het voor de lol en slechts te hooi en te gras.




zaterdag 16 juli 2022

WEER TERUG

 Ik kreeg zoveel vragen of ik nog meer wil vertellen over ons avontuur in Frankrijk dat ik bijna niet anders kan dan overstag gaan. Deze keer zal ik vertellen hoe onze terugreis verliep. En misschien de keer daarop nog wat anekdotes over de reis tot in de Pyreneeën. Dat lijkt een onlogische volgorde en dat is het ook. Maar ik dacht toen ik achter de PC ging zitten nu eenmaal aan de terugreis die een avontuur uit een spannend jongensboek had kunnen zijn: "De twee uit Soest in de gevangenis."  Ja ja, echt waar, een heuse Franse cel met tralies en handboeien en al.

Goed laat ik bij het begin beginnen. We kregen af en toe poste restante een brief van de zus van Michael. Voor de jongeren onder de lezers zal ik het uitleggen. Zijn zus schreef op een afgesproken datum een brief aan ons geadresseerd. Uiteraard hadden wij geen vast adres, dus schreef ze onder onze namen de naam van een afgesproken stad en daaronder poste restante. Als wij dan in die stad aankwamen vroegen we of er een brief voor ons was. Internet bestond nog niet en mobieltjes evenmin, dus dit was het beste systeem. Op een keer toen we eigenlijk al op de terugweg waren kregen we een brief waarin stond dat de moeder van Michael erg ziek was. We besloten om sneller dan gepland naar Nederland terug te keren. Naar ons idee zou dat makkelijker gaan als we reisdocumenten hadden. We bedachten het nogal vreemde plan om in de eerstvolgende stad het politiebureau binnen te lopen met het naar ons idee plausibele verhaal dat onze spullen gestolen waren en dat we nieuwe reispapieren nodig hadden. Ik kon mijn eigen naam opgeven, want ik had thuis echt een toeristenkaart. Michael had geen papieren, maar zijn iets oudere broer wel. Dus zou hij diens naam opgeven. Toen we in het stadje Beaux arriveerden stapten we welgemoed het politiebureau in en vertelden ons verhaal. Dat bleek wonderwel goed te gaan. Een vriendelijke agent noteerde onze namen en zei dat we in afwachting van de papieren in het bureau konden slapen als we wilden. Hij moest even bellen voor ons en adviseerde ons een uurtje rond te gaan kijken in de binnenstad, omdat die erg mooi was. Dat leek ons een goed idee en we wandelden op ons gemak wat rond in het stadje. Ineens hoorden we allemaal sirenes en reden overal van die blauwe politiebusjes. We zeiden tegen elkaar dat er vast iets van een overval of zo aan de hand was. Tot er plotseling zo'n busje met piepende remmen vlak voor ons tot stilstand kwam. De achterdeur werd opengegooid en er sprong een zestal agenten uit. Voor wij goed en wel in de gaten hadden wat er gebeurde werden we tegen de grond gedrukt, geboeid en in het busje gesmeten. Uiteraard waren we compleet overdonderd. In het bureau aangekomen werden we in een cel gezet. Zo'n cel als we weleens gezien hadden in een film. Een vrij grote kale ruimte met een traliehek ervoor, zodat de agenten konden zien wat we deden. En op onze beurt konden wij zien wat zij deden. Zij keerden onze pukkels om en de inhoud viel op de tafel. Toen ze onze matrozenmessen zagen ontstond er enige opwinding. Ze vroegen op barse toon wat we van plan waren met deze wapens. Wij zeiden, omdat het werkelijk zo was, dat ze waren om brood mee te snijden en kaas of worst. Daar werden ze behoorlijk boos van en ze wensten niet door ons in de maling genomen worden. Wij begrepen er niets van, zeker niet toen een van de agenten ons toevoegde dat ze inmiddels heus wel wisten dat Interpol ons zocht vanwege een ernstig misdrijf. Wat we ook zeiden om het tegendeel te bewijzen, ze waren ervan overtuigd dat wij gevaarlijke figuren waren. Nu waren ze duidelijk niet gewend aan zulke situaties. Zo hadden ze geen regeling om eten te regelen voor gevangenen. Een agent ging weg om eten te halen en toen hij terugkwam was hij duidelijk naar huis geweest. Hij had wat stokbrood, een stuk worsten en wat kaas in een theedoek gewikkeld bij zich. Maar waar hij het vandaan had gehaald interesseerde ons niet in het minst. We hadden honger, net als elke tienerjongen overal in de wereld, en het smaakte ons best. We  kregen wat dekens en we hebben de nacht doorgebracht in de cel. Inmiddels hadden we ons met de veerkracht die de jeugd eigen is hersteld en eigenlijk vonden we het wel cool om in een buitenlandse cel te zitten. Dat zou een mooi verhaal worden tegen onze vrienden bij terugkomst. (En nu ik 70 ben blijkt het weer een mooi verhaal te zijn. 😂) De volgende dag kregen we een ontbijt dat duidelijk ook home made was. Maar toen het tijd was voor de lunch moesten we een voor een uit de cel komen. De eerste  (ik weet niet meer wie van ons het was) kreeg om één pols een handboei die dan met het andere eind bevestigd werd rond de pols van  een agent. Vervolgens mocht de ander uit de cel. Ook hij werd geboeid aan één pols en het andere eind ging om de andere pols van de agent. Zo liepen we gehandboeid met een agent tussen ons in het bureau uit en de stad in. Natuurlijk keken mensen naar ons en er werd over gepraat. Ik vermoed dat ze niet elke dag zo'n tafereel zagen. Wij begonnen de hele situatie steeds leuker te vinden, wat een avontuur. We werden door de agent naar een restaurantje geleid alwaar we  een warme maaltijd kregen. We moesten met één hand eten natuurlijk. Omdat er dan een van ons met links moest eten wisselden we elke dag om van plek. Dit werd enkele dagen lang onze routine

 Pas toen we ons werkelijke verhaal diverse malen verteld hadden was er een vriendelijke agent die begreep dat er een misverstand gaande was Er werd langdurig gebeld naar diverse instanties waarbij de gemoederen af en toe op zijn Frans behoorlijk opliepen. Na een paar uur werd ons traliehek van slot gedaan en mochten we eruit komen. Maar wel onder bewaking. Het misverstand werd ons uitgelegd. Mijn vader had ons gemeld bij Interpol, de internationale politie, als wegelopen minderjarigen. Blijkbaar had een medewerker bij Interpol per ongeluk een verkeerde code bij onze namen gezet en vanaf dat moment stonden we te boek als gezochte zware misdadigers. De agenten van Beaux hadden gedacht de vangst van het jaar of misschien wel van hun leven gedaan te hebben en nu zaten ze opgescheept met twee weggelopen jongens. Maar ze waren ineens wel erg vriendelijk tegen ons. We gingen alleen nog in de cel om te slapen en hij werd niet op slot gedaan. Overdag zaten we gezellig te kletsen met de agenten en ik weet nog dat Michael zelfs hun arsenaal aan vuurwapens mocht bekijken. Eerst waren onze messen een gevaar en enkele dagen later gaven ze hem een geweer in handen. Het kan verkeren zoals Bredero al schreef. Goed, na nog een dag of wat kwam er een telefoontje dat we naar huis mochten. Er werd gebeld naar onze ouders en die kregen twee opties. De eerste was dat wij met het vliegtuig gingen. In dat geval moest er een agent mee naar Nederland, want we vielen onder de verantwoordelijkheid van de Franse staat. De kosten kwamen uiteraard voor rekening van onze ouders, want zo ver ging de verantwoordelijkheid van Frankrijk ook weer niet. De tweede optie was dat ze ons kwamen ophalen en daar kozen onze ouders voor, niet omdat het makkelijker was maar omdat het minder kostte. Vliegen was toen nog duur en benzine niet. Beide vaders en mijn broer namen een paar snipperdagen en kwamen gedrieën in de stationcar van mijn vader onze kant op. In het bureau aangekomen na een lange vermoeiende rit waren ze niet echt gezellig zal ik maar zeggen. Wij namen hartelijk afscheid van onze nieuwe vrienden, de policiers van Beaux en we togen huiswaarts. Ook onderweg was de sfeer niet om naar huis te schrijven en Nederland was best ver. Eenmaal thuis wachtte mijn moeder me op. Ze had van de huisarts valium gekregen voor de arme vermagerde jongen die  ze verwachtte te zien. Daar kwam ik binnen: goed doorvoed, gebruind en met een baardje. Ze had ook nog druiven gekocht voor mij en druiven waren in  die tijd een luxe. Met de botheid van een jongen van 16 jegens zijn ouders zei ik tot overmaat van ramp ook nog iets als "Oh druiven. Die groeien in Frankrijk gewoon langs de weg, ik heb ze bijna elke dag gegeten." Dat deed mijn moeder ontploffen. Ik was weer thuis.

zaterdag 9 juli 2022

WEGGELOPEN

Vorige week kwam mijn oude vriend Michael langs voor mijn verjaardag. We zaten, net als alle ouwe mannetjes, herinneringen op te halen uit onze jeugd. We kennen elkaar namelijk al 56 jaar. Meteen vanaf onze eerste ontmoeting waren we vrienden. En ook meteen haalden we samen streken uit. Wij vonden dat we een goed team waren. Mijn vader echter vond dat Michael een slechte invloed had op mij. Raad eens wat de vader van Michael van mij vond. Juist: ik was de slechte invloed. Dat deerde ons in het geheel niet. sterker nog; onze vriendschap werd er hechter door. Op een gegeven moment toen we 16 waren besloten we dat het tijd was om op avontuur te gaan. We zouden samen weglopen van huis, de wijde wereld in. We kochten bij een militaire dump in Utrecht ieder een pukkel, een veldfles en een flink formaat matrozenmes. In onze gedachten was dat, samen met een handdoekje en een tandenborstel, meer dan voldoende om overal te overleven. Omdat Michael geen reispapieren bezat besloot ik uit solidariteit mijn toeristenkaart thuis te laten. We hadden beiden een kort briefje geschreven aan onze ouders met daarin de mededeling dat we naar Noorwegen waren. Dat deden we om ze op een dwaalspoor te zetten; in werkelijk waren we van plan naar Frankrijk te liften. Een vriend van ons heeft de briefjes enkele uren nadat we vertrokken waren in de bus gedaan. Goed, we waren op weg. Het liften ging goed en binnen twee dagen zaten we in Noord Frankrijk. Nu wilde het geval dat ik in Soest het jaar ervoor twee Franse meisjes had leren kennen. Ik had hun adres, dus leek het ons wel leuk om hen eens een bezoekje te brengen. Ze woonden in een dorp in Picardië genaamd Thieulloy l'Abbay. Toen we daar aankwamen bleek het dorp een gehucht te zijn langs zo'n typisch Franse provinciale weg met van die oude betonnen palen waaraan de elektriciteitsdraden in laaghangende lussen hingen. Bij het eerste huis waar we vroegen waar de familie die we zochten woonde stuurde een pierig uitziende vrouw in een bloemetjesjurk, schort in een ander bloemetjesmotief erover en kaplaarzen aan haar zoontje met ons mee om het huis aan te wijzen. Onze eerste kennismaking met het Franse platteland. En dat platteland daar was geheel anders dan wij ons hadden kunnen voorstellen. We werden allerhartelijks ontvangen in het gezin van de twee zussen waar we voor kwamen. Ze woonden in een enigszins bouwvallig uitziend huis met een soort serre ervoor. Binnen was het vrij donker. In de huiskamer zat in een hoek een oud omaatje in zwarte kledij. Ze zat meestal zo bewegingloos dat ze wel dood leek. Af en toe echter boog ze wat opzij, tilde haar achterste op en liet een luide scheet. Daarna giechelde ze waarbij haar tandeloze mond een glimlach vormde. Er werd aan ons gevraagd of we konijn of kip wilden voor het avondeten. We kozen veiligheidshalve voor kip. De zoon des huizes wenkte ons mee te komen. Ik veronderstelde dat we naar de winkel gingen voor een kip, maar niets was minder waar. We moesten mee naar de achtertuin, een volkomen kaal stuk modderig zand. Er liepen ganzen, konijnen en... kippen. De jongen haalde een bijl uit een gammel kastje, greep een kip bij de vleugels, liep naar en boomstronk en hakte doodgemoedereerd de kip de kop af. Lachend liet hij het koploze lijf los. En daar fladderde ons avondeten rond in de modder. Dat was even wennen, maar het vlees smaakte uitstekend. Dat kwam ongetwijfeld mede door het feit dat er rijkelijk rode wijn bij geschonken werd. Dat waren wij in het geheel niet gewend, dus tegen de tijd dat het toetje op tafel kwam waren we al aardig beschonken. Dat werd nog erger, want na het eten stond de vader erop dat we een paar glaasjes Calvados met hem dronken. Wat doe je dan als zestienjarige? Je wilt je niet laten kennen, dus je drinkt dapper mee. En dat kwam ons 's nachts duur te staan. Uiteraard speelden onze darmen op, dus bezochten we een paar keer die nacht het toilet. Nu was de WC niet ergens in de gang zoals we gewend waren in Nederland. Nee, het was een houten hok achter in de tuin met daarin zo'n Frans hurktoilet. Eerst moest je met een zaklantaarn je weg zoeken in de modder en als je dan beland was bij het toilet lag daar een enorm chagrijnige dikke gans in te slapen. Die gans moest je er eerst af schoppen voor je eindelijk kon hurken. Onze ingewanden bleven ons parten spelen, want er werd niet alleen bij en na het avondeten gedronken. Nee, onze gastheer stond erop dat wij hem 's middags na zijn werk opwachtten. Dan stonden we een stukje buiten het gehucht langs de weg te wachten tot hij uit de bus stapte. Vervolgens liepen we naar een vreselijk ongezellig uitziend kroegje, Chez Suzie geheten. Daar dronken we een Ricard, een aperatiefje van "slechts" 40% alcohol. Hert eerste glas kregen we met alleen ijsblokjes erbij, het tweede met ijsblokjes en water, het derde met de twee toevoegingen en nu een scheut vruchtensiroop. Suzie, een vrouw van middelbare leeftijd met teveel make up op, was altijd erg aardig tegen ons tweeën en dat had een reden. Al waren we lichtelijk aangeschoten, we merkten wel dat Suzie niet slechts drank schonk aan de heren van het dorp. Ze zag in ons waarschijnlijk leuke nieuwe klandizie. Helaas voor haar en gelukkig voor ons zijn we daar nooit op ingegaan. Maar de ervaringen  brachten ons wel wat levenswijsheid bij die we op de Katholieke MULO niet hadden geleerd.