vrijdag 19 februari 2021

REURING EN STERKE VERHALEN.

 Vorige keer beloofde ik te vertellen over die tv die van 1 hoog uit het raam werd gegooid. Welnu, de straat waar we in de jaren '50 woonden had in het midden een bijna haakse hoek. Wij woonden precies op die hoek en zodoende konden mijn broer Rein en ik vanuit onze slaapkamer het gedeelte van de straat "om de hoek" goed zien. Aan de ene zijde van onze straat stonden rijtjeshuizen en aan de overkant waren het duplexwoningen. Dan heb je een beetje een beeld hoe de situatie was. Op een warme zomeravond hingen wij uit het raam omdat het te warm was in de kleine slaapkamer die we deelden. De achterbuurman van 1 hoog, een knappe macho, had de gewoonte om in het weekend een flink aantal biertjes tot zich te nemen en hij had een kwade dronk. Het was niet ongewoon om hem luidkeels ruzie te horen maken met zijn vrouw, die zelf overigens ook niet spoog in een glas bier. De keer waar dit verhaaltje over gaat was manlief echter uitzonderlijk kwaad. Hij schreeuwde dat hij haar zou vermoorden en je kon haar horen gillen. Kennelijk had iemand uit bezorgdheid voor het leven van de echtgenote de politie gewaarschuwd en die rukte met man en macht uit. De macht was in het geval van de politie Soest slechts twee  auto's, meer hadden ze er ook niet. Uit die wagens kwamen zes agenten die zo snel ze konden de woning binnenrenden. Op dat moment kwam er onder luid gerinkel van glas een tv door het raam van 1 hoog zeilen en hij spatte met een knal uiteen op de stoep. Inmiddels was zo ongeveer iedere bewoner van de straat naar buiten gekomen om te genieten van het onverwachte schouwspel. Daar kwamen vier agenten naar buiten die met de grootst mogelijke moeite de dronken buurman probeerden in bedwang te houden. Na een luidruchtige worsteling werd de man uiteindelijk achterin een politiewagen geduwd. De agenten stonden nogal stoer en zeer tevreden over hun eigen daadkrachtige optreden na te genieten, waarbij ze zich ongetwijfeld dachten te kunnen koesteren in de bewondering van het publiek. Helaas voor hen heeft niet de gerechtelijke macht maar de schavuit vrijwel altijd het publiek op zijn hand, zo ook die avond. Wat gebeurde er namelijk? De dronkenlap had stilletjes het portier aan de andere kant geopend, was uitgestapt en stond grijnzend een lange neus te maken achter de rug van de agenten. Toen de dienders der wet het opmerkten door het hoongelach van de omstanders zwaaide hij even naar ze en maakte dat hij wegkwam. Nu liepen er achter de huizen overal paadjes waar hij goed de weg kende en de agenten niet, dus het resultaat laat zich raden. 

Niet alleen onder de volwassenen waren er overigens schavuiten, ook de kinderen uit de buurt konden er wat van hoor. Er werd eens riolering aangelegd in de straat. Overal lagen van die enorme grote betonnen buizen waar wij 's avonds als de werklui weg waren in speelden. Op een dag hadden de werkers een grote pot vet vergeten mee te nemen  en uiteraard vonden wij die. Ja, dan heb je zo'n onverwachte buit en dan moet er natuurlijk ook iets mee gedaan worden. Maar wat kun je met een  blik gele vette blubber doen? Na wat suggesties van deze en gene kwam een van ons op een, dachten wij, lumineus idee. Een straat verder woonde iemand die in een Gogomobiel reed. Voor de jongeren onder mijn lezers: dat was een gek uitziend goedkoop autootje met drie wielen. Er zaten geen deuren in, je moest de plexiglas kap openklappen en dan kon je instappen. Er konden twee mensen in, achter elkaar. Per definitie was iemand die in zo'n lachwekkend ding reed een sul in onze ogen. Enfin, het lumineuze idee was dus om een grap uit te halen met die sukkel. Stilletjes zijn we me het blik vet naar zijn voertuig geslopen en we hebben we alle drie de wielen rijkelijk ingesmeerd. In onze fantasie zou de arme man de volgende ochtend proberen weg te rijden en zou dat niet lukken vanwege slippende banden. En we verkneukelden ons al op het idee dat hij dan die gore gele blubber moest verwijderen. Maar zoals zo vaak liep onze grap iets anders dan wij dachten. Het Pietje Beleffect zeg maar. De volgende ochtend klom de man in zijn Gogootje om naar zijn werk te gaan. Niets vermoedend gaf hij gas terwijl hij aan het stuur draaide om de weg op te rijden. En daar ging hij, rondtollend over de hele breedte van de straat, volkomen stuurloos. Godzijdank is er niemand geraakt. En in de jaren '50 stonden er maar 1 of 2 andere auto's geparkeerd, dus meer schade dan wat geplette struiken in een gemeenteplantsoen heeft hij niet aangericht. Nu denk ik aan de enorme schrik die de arme kerel overspoeld moet hebben, maar toen zag ik het, net als de andere boefjes uit de straat, als een zeer geslaagde grap. Een avontuur waar we nog menigmaal sterke verhalen over verteld hebben. En dat laatste ben ik nog niet verleerd....

woensdag 3 februari 2021

BLOEDBROEDERS

 Gisteren zat ik met mijn zus Monique herinneringen op te halen uit onze jeugd. Namen van lang niet genoemde vriendjes, vriendinnetje, buren en straatgenoten waren weer onderwerp van gesprek. In onze vroege jeugd woonden we in een gezellige arbeiderswijk waar altijd wel iets gaande was. Ruzies waarbij  zelfs een keer een tv van 1 hoog door het raam naar buiten werd gesmeten. En waar.... Nee, daar zal ik een volgende keer wel over schrijven. Ik wil het vandaag over iets anders hebben. Over mijn bloedbroederschap met mijn neef Jan. Door al die verhalen over vroeger kwam het idee bij me op om de verhalen van vroeger eens op te schrijven. Nu plaats ik, zoals bekend, graag foto's ter illustratie bij mij verhalen. Maar helaas heb ik nauwelijks foto's van mijn jeugd. Behalve een leuke foto die ik opgestuurd kreeg van neef Jan. Een foto waarop we als cowboys gekleed bezig zijn met

bellenblazen. Dat dit nu niet echt een typerende bezigheid voor cowboys is zal ons vast niet in het minst gedeerd hebben. We waren niet alleen veedrijvers met pistolen, we waren ook ridders en het meest spannend: piraten. Elke vakantie logeerden we om en om bij elkaar. Uiteraard vond ik logeren bij Jan veel spannender dan hem thuis ontvangen. Mijn tante maakte bij voorbeeld in het weekend heerlijke verse soep, de Larense Zuiderhei grensde zo ongeveer aan hun achtertuin, in het dorp was je met de fiets in een minuut of vijf zodat we onze opa konden bezoeken en..  achter hen woonde een vreselijk interessant buurmeisje. Maar het meest spannend was het feit dat Jan een boek had over de avonturen van een piraat. Als k me goed herinner heette hij Pierre Onaynias. Deze Pierre had, zoals het een echte zeerover betaamt, een bloedbroeder. Zo'n bloedbroederschap werd doorgaans bekrachtigd in een niet al te kinderachtig ritueel. De beoogde broeders maakten beiden met een mes of dolk een snee in hun onderarm, hielden de snedes op elkaar en lieten al doende bloed van de ander zich vermengen met hun eigen bloed. Nou, dat leek Jan en mij ook wel een noodzakelijke en vooral spannende plechtigheid voor ons. We waren immers gezworen vrienden en piraten in spe. We hebben stiekem een mes uit de keukenlade gepakt en zijn ermee naar boven gegaan. Nu bleek zomaar een snee in je arm maken met een mes toch nog niet zo makkelijk gedaan als gedacht. Hoe groot moet de inkeping zijn? En hoe diep dan? En ook bepaald niet onbelangrijk: doet het pijn? Avonturier en bloedbroeder zijn was ineens best lastig. Maar ja, wat doen twee enigszins bange jochies dan? Juist: ze willen niet voor elkaar onder doen en vooral willen ze de ander niet de indruk geven dat ze bang zijn. Het resultaat laat zich raden. We hebben alle twee het mes ter hand genomen en werkelijk een snee in onze onderarmen gemaakt. Nou ja, een snee? Het waren meer sneetjes. Maar ze bloedden en in onze fantasie waren het flinke kepen. Volgens het rituele voorschrift hebben we de kerven op elkaar gehouden en plechtig uitgesproken dat we vanaf dat moment bloedbroeders waren.

En nog steeds begroeten we elkaar na bijna 60 jaar met "Hé bloedbroeder." en dat zullen we blijven doen tot het eind der dagen. Want bloedbroeder ben je voor eeuwig.