zaterdag 27 augustus 2022

WEER LEKKER WEER

Vanmiddag zou het rond de 24 graden zijn en zonnig, dus leek het me heerlijk zomerweer om samen met Diva een ritje te maken. Ik ging gekleed in kniebroek, T shirt en een dunne bodywarmer op weg naar het oude Hoogland dat tegenwoordig Hoogland-West heet. Ik kom er graag, want er heerst daar nog de sfeer van een rustig landelijk dorp. En er is een mooi oud landgoed, Coelhorst, met een eigen kapel en begraafplaats. Je hebt er straatnamen die herinneringen oproepen aan de hoeven die er eens stonden zoals Droevendal en Weerhorst. Een paar van die oude hoeven bestaan nog: Krachtwijk en Hoogerhorst. Ik hou van die oude namen en de verhalen die erbij horen.
Nadat we Hoogland uit waren reden we polder de Slaag in, omdat zowel Diva als ik daar altijd genieten. Diva struint de bermen af en jaagt op muisjes, sprinkhanen en krekels. Ik vind het altijd zo'n koddig gezicht als ze als een veer opspringt en met vier pootjes bij elkaar landt op de plek waar ze een prooi hoorde. Je hebt vast weleens in een natuurdocumentaire een vos zo zien springen. Diva vindt het er geweldig leuk. Ik genoot op mijn beurt van het weidse uitzicht, de ganzen en de prachtige wolkenluchten. Waar ik minder van genoot was de wind. Het kwam vast doordat ik inmiddels gewend was geraakt aan de hitte: 24 graden en een noorderwind voelde aan als te fris voor alleen een T shirt. Gelukkig heb ik, door de ervaring wijzer
geworden, in mijn rugzak altijd een warm jack. Terwijl we verder reden door polder Zeldert richting Eembrugge en Baarn bedacht ik me, behaaglijk warm in mijn jackie, dat een mens toch vreemd in elkaar steekt. Althans deze mens wel. Vorig jaar reed ik bij 24 graden in korte broek en een shirtje en ik genoot van de warmte en nu had ik bij dezelfde temperatuur een jas aan. Nou ja, het voelde goed, dus WTF zoals men in hedendaags Nederlands zegt. Net voor we in Baarn het dorp zouden inrijden zijn we afgeslagen naar het fietspad langs de Eem, een van onze andere favoriete routes. Ik ben graag op plekken waar ik de Eem kan zien en Diva kan er fijn struinen. Na het pad zijn we huiswaarts gereden via de Soester polder waar je op een gegeven moment aan de overkant van de Eem Hoeve Hooogerhorst in Hoogland weer kunt zien liggen, dus we hebben eigenlijk een leuk ritje rondom de rivier gedaan. Oh ja, dat zou ik bijna vergeten te vertellen zeg: op het Zuidereind in polder de Haar zag ik ineens een aantal militaire voertuigen staan. Er bleek daar een samenkomst van liefhebbers van dergelijke voertuigen te zijn. Nu heb ik weinig met moderne jeeps en vrachtwagens zoals er veel stonden , maar een enkele oude auto en een oude motor zijn dan toch wel een foto waard.

Goed, ik ben dus fijn rum drieënhalf  uur buiten geweest, ik heb genoten, ik heb mooie en ook leuk dingen gezien en dankzij mijn jack voelde het toch aan als weer lekker weer.



zaterdag 20 augustus 2022

INDIANEN

 Het lijkt erop dat jullie de verhalen uit mijn jeugd waarderen, blijkens de leuke reacties. Nu heb ik steeds geschreven over de streken die ik uithaalde, omdat kwajongensstreken nu eenmaal leuk zijn om te vertellen en erover te lezen. Maar ik was heus niet altijd zo'n dondersteen hoor, dat begon pas rond mijn veertiende. Voor die tijd was ik best een braaf jongetje. Nou ja, redelijk braaf. Mijn vader dacht daar geheel anders over. Zo trof hij me eens op een winderige herfstdag aan op pakweg vier meter hoogte in de top van een spar. De toppen van sparrenbomen zijn nogal dun en als het hard waait zwaaien ze flink heen en weer Juist vanwege dat zwaaien was ik tot bovenin geklommen. Heerlijk zwieren op de kracht van de windstoten.. Ik zag geen gevaar, ik had gewoon lol. Het vervallen landhuis met het evenzeer verloederde omliggend terrein tegenover ons huis waar dit zich afspeelde was mijn speelgrond. Nu bevond zich langs de oude oprijlaan ook een weitje. Op een gegeven moment stond daar ineens een witte pony in, zo een die groter was dan bij boorbeeld een Shetland maar net wat kleiner dan een groot paard. Een driekwartpaard zeg maar. Ik plukte regelmatig wat gras voor het dier en op een keer toen ik dat weer wilde doen zag ik een jongen van mijn leeftijd de pony borstelen. We raakten al snel in gesprek, want jongens van een jaar of dertien storen zich niet aan conventionele beleefdheden. Al snel noemde hij zijn naam: Arend Jan. Het heeft een paar weken geduurd eer ik doorhad wat zijn echte naam was. Wat was namelijk het geval? Arend Jan, of AJ zoals hij thuis werd genoemd, was kort ervoor met zijn ouders uit Groningen naar Soest verhuisd. Ik heb echt wekenlang gedacht dat mijn nieuwe vriend Aondján heette, want zo sprak hij het uit. Enfin, AJ moest elke dag na school de stal van zijn pony Kelly uitmesten. Voor hem was dat een vervelend karweitje dat hij al een paar jaar iedere dag moest doen. Voor mij was het nieuw en spannend, dus AJ nam me graag mee naar de stal een paar straten verderop. Samen ruimden we de de stal op en ik vond het prachtig. Ik genoot van de geur van het paard, het hooi en het leer van het tuig. Dat ik dan ook mest moest scheppen vond ik in het geheel niet erg. Na het werk diende AJ het paard ook nog te laten lopen, omdat een paard nu eenmaal in conditie moet blijven. Hij deed het dier dan een halster om en liet hem aan een lang touw rondjes draven in het omheinde stuk grond naast de stal. Als ik het goed onthouden heb van destijds wordt dat longeren genoemd. Af en toe mocht ik het touw vasthouden en AJ sloofde zich uit door naast het paard mee te rennen, de manen te pakken en op de rug van het paard te springen. Dat leek mij ook wel wat en al heel vlug was ik er behoorlijk bedreven in. De truc was om een paar rondjes mee te rennen naast het paard en met één hand losjes de manen vast te houden tot je de cadans van het paard goed voelde. Vervolgens verstevigde je je greep op de manen en je sprong omhoog en opzij, precies in de cadans mee.. En zo belande je als vanzelf op de rug van het paard. Dat kunstje verveelde ons al rap, dus moest het niveau omhoog en de kunstjes moeilijker. Boys will be boys right? AJ bleek nog een voltigesingel te hebben, een buikriem (voor het paard dan hè?) met daar bovenop bevestigd een leren lus waaraan je je kon vasthouden. Dat bood mogelijkheden. Nu konden we ons bij voorbeeld op de rug van de dravende Kelly slingeren en als je er dan op zat kon je je omdraaien en achterwaarts zittend rijden, iets dat we ook al heel snel met losse handen deden.  Wat ook leuk was om even mee te rennen, de cadans te voelen, op de rug van het paard te springen en vrijwel meteen erna er aan de andere kant weer af te springen om weer even mee te rennen en het kunstje te herhalen. Wat doen jongens nu eenmaal als ze zulke dingen om de beurt doen? Juist: ze proberen elkaar te overtroeven door net iets moeilijkers en of gevaarlijkers te doen dan de ander. Wij waren niet anders. We hadden op TV in diverse westerns gezien dat de Indianen zonder zadel reden en een truc hadden om hun vijanden te misleiden. Ze hielden zich vast aan de manen van hun paarden en reden gehurkt mee aan de zijkant van hun paard. Zo zag het er voor bij voorbeeld de verdedigers van een fort uit als een onbereden paard waarop plotsklaps een ruiter verscheen die met zijn boog op hen schoot. Dat konden wij ook. En ja hoor, na enkele dagen oefenen waren wij beiden behoorlijk goed in het gehurkt aan de zijkant van de licht galopperende  Kelly hangen om ons dan ineens met een zwaai op de rug te slingeren. En het werd echt leuk toen we op het idee kwamen  om het geheel uit te breiden met een trucje dat we eerder hadden geoefend: er beurtelings links en rechts af te springen. We voelden ons echte Indianen. Dat we bleekgezichten uit Soest waren deed niets af aan het idee. En dat Paul geen Indiaanse naam was en Aondján al helemaal niet mocht de pret ook niet drukken. Wij waren Indianen en daarmee af. Ugh!

zondag 7 augustus 2022

MEMORY LANE

Ik was van de week in mijn geboortedorp Soest. Ik reed voor de aardigheid wat rond in Soest-Zuid, de wijk waar ik het tweede deel van mijn jeugd heb doorgebracht. Al struinend  kwam ik terecht bij een pad aan de rand van de Soester Eng. En dat bracht allerlei herinneringen boven. Toen ik een jaar of elf was liep ik er vaak met Bobo, onze Duitse herder. Ik moest hem van mijn vader aangelijnd houden, maar zodra ik buiten het zicht van mijn ouders was liet ik hem los mee lopen. Ik wist dat het prima kon, want ik liep door de hele wijk met Bobo los naast me.  Dus vond ik het bevel van mijn vader zinloos. En zoals altijd negeerde ik zinloze bevelen van mijn ouders volkomen. Ik moet voor hen  dikwijls een bron van grote ergernis geweest zijn. En dat werd toen ik iets ouder werd niet echt minder. Ik heb al verteld dat mijn vader niet wilde dat ik omging met mijn vriend Michael, lang voordat we samen wegliepen naar Frankrijk al. Regelmatig gebeurde het dat als ik 's avonds naar buiten ging dat mijn vader me verbood naar Michael te gaan. Omdat hij heel goed wist dat ik er toch heen ging heeft hij me een tijdje gevolgd elke keer als ik wegging. Dat deed hij met de auto, want aan fietsen of lopen had hij een broertje dood. Als ik zag dat hij achter me aankwam liep ik op mijn gemak de straat uit en stak over. Lopend ging dat oversteken vrij vlot, maar door het drukke verkeer ging het met de auto lang niet zo vlot. Nu was er aan de overkant een treinstation met één perron. Ik sprong dan snel het perron op en liep helemaal naar het einde. Ik kon mijn vader zien rijden in de straat parallel aan het station. Hij wilde me duidelijk ingehaald hebben op hert moment dat ik van het perron op straat sprong. Maar ik sprong net buiten zijn gezichtsveld niet de straat op maar op de spoorlijn. En achter het spoor, aan de andere kant, lag het pad. Van daar liep ik weer op mijn dooie akkertje naar het huis van Michael. De hele weg had ik lol , omdat ik mijn vader had beetgenomen. Maar ja, na een paar keer had hij uiteraard door wat mijn route was. Dus reed hij de keer erop sneller dan ik kon lopen naar het eind van het pad. Pech, hij was me te snel af en daar baalde ik goed van. De keer erna sprong ik weer van het perron, niet op het pad, maar op de straat. Louter om mijn pa te verrassen. Ik zag dat hij gauw terug reed. Nu stonden er in die straat rijtjeshuizen met een pad erachter. Dat pad kwam uit op de straat erachter. Uiteraard nam ik dat paadje deze keer, want daar kon hij met de auto niet komen. Ik hoorde dat hij gas gaf om me voor te zijn aan de andere kant. Ineens kreeg ik een idee. Aan het pad lagen de schuren van de huizen, van die betonnen schuurtjes met een plat dak. Ik klom op een van de schuurtjes en op die hoogte kon ik de auto van mijn vader zien staan. Uiteraard zag hij mij niet, want hij verwachtte dat ik uit het pad kwam lopen. Toen ik niet verscheen gaf hij gas en spurtte naar de ander kant terug. Maar daar was ik ook niet en hij begon rondjes te rijden om de twee straten.. Ik besloot even op het schuurdak te blijven, want ik kon hem vanuit die positie zien rijden en daar had ik vreselijk veel lol om. Na een minuut of tien vruchteloos zoeken gaf mijn vader het op. Wat moet de arme man zich groen en geel geërgerd hebben, niet wetend dat he een paar jaar later nog erger zou worden en dat hij mij en die vermaledijde Michael zou moeten ophalen helemaal uit Frankrijk.