vrijdag 6 september 2019

VOOR DE MANNEN

Toen ik ruim zeven jaar geleden in het ziekenhuis belandde na een zwaar herseninfarct lag er in het bed tegenover me een oudere dame. Ik kreeg door de gesprekjes die haar zoon met haar voerde de indruk dat ook zij een infarct of een bloeding had gekregen. Ze zwaaide af en toe naar me en dat kleine beetje contact deed me goed. Ik zag haar snel opknappen, veel sneller dan ik deed. En dus verliet zij het ziekenhuisbed ook eerder dan ik. Je denkt dan dat je elkaar waarschijnlijk nooit meer zult tegenkomen, maar het lot bepaalt vaak anders. Na mijn verblijf in het ziekenhuis kwam ik terecht op een revalidatieafdeling in Amersfoort, vlakbij mijn huis. Daar trof ik op een dag tot ons beider verbazing bij de therapie de dame uit het ziekenhuis aan. Destijds had ik mijn spraakcomputer nog niet, dus probeerde ik wat te communiceren met haar via een kaart waarop het alfabet stond afgebeeld. Die methode vergde nogal wat inzicht en concentratie van de ander, want ik wees woorden letter voor letter aan. Al snel merkte ik dat de dame lichamelijk dan wel erg snel hersteld was, maar dat zij geestelijk niet meer volwaardig was. Bij elke letter die ik aanwees stak ze haar duim op, lachte vriendelijk en zei: "Goed zo." Maar het was duidelijk dat ze mij wel herkend had, want ze zei de eerste keer meteen "Hé, wij lagen samen in het ziekenhuis!" Het deed haar duidelijk plezier om mij steeds weer tegen het lijf te lopen in het gebouw, dus heb ik onze simpele communicatie met de kaart, de duim omhoog en het "goed zo." voortgezet tijdens de zeven maanden die ik er gerevalideerd heb. Met enige regelmaat zie ik haar nog. Ze woont namelijk nog steeds in het verpleegcentrum. En laat ik daar nu één keer per week komen voor fitness. Als ze me ziet zwaait ze enthousiast en dan ga ik haar even gedag zeggen. 's Zomers zie ik haar vaker. Ik rij tijdens mijn ritjes namelijk regelmatig langs het verpleegcentrum en veelal zit zij dan buiten in het zonnetje. Uiteraard stop ik dan even om met haar te kletsen, want dat gaat nu ik een spraakcomputer heb veel beter. Het viel me een keer op dat ze om beide polsen een flink aantal gekleurde armbandjes had. Ik zei dat ik ze mooi vond en onmiddellijk bood ze aan er een voor mij te maken. "Volgende keer krijg je hem.", zei ze. Maar bij de volgende keer was ze het natuurlijk allang kwijt dat ze me iets beloofd had. Vorige week zag ik haar weer eens buiten zitten in haar rolstoel. Het viel me op dat ze er steeds brozer uit gaat zien. Desondanks zag ze er zoals altijd goed verzorgd uit. Een fleurige zomerjurk die mooi harmonieerde met haar licht getinte huid, bijpassende schoenen en een sjaal met veel kleuren erin. En natuurlijk de armbandjes in alle kleuren van de regenboog. Om een gesprek te starten wees ik op de sieraden en zei: "Mooi hoor." Tot mijn verbazing deed ze met een koket gebaar het dunne haar dat haar nog rest achter haar oor, glimlachte veelbetekenend naar me en zei: "Dat is voor de mannen hè?" Ineens zag ik haar zoals ze er jaren geleden uitgezien moet hebben: een mooie vrouw met haar klassieke trekken, haar mokka huid en haar voorkeur voor kleurige kleding. Een hartenbreekster ongetwijfeld. Ik zag haar in gedachten al zitten voor haar kaptafel, de laatste hand leggend aan haar uiterlijk door een gouden armband on te doen. En ik stelde me zo voor dat ze met een koket gebaar haar lange ravenzwarte haar achter haar oor deed. Glimlachend tegen haar spiegelbeeld zei ze zachtjes: "Dat is voor de mannen."


1 opmerking: